In ieder project hebben de projectleden de juiste componentinformatie nodig om hun werkzaamheden juist en efficiënt te kunnen uitvoeren.
De projectmedewerkers gebruiken daarvoor meestal, en vaak ieder afzonderlijk, diverse lijsten en overzichten.
Deze lijsten kunnen verschillen in lay-out of compleetheid, maar vaak zijn de componentgegevens van gelijke aard.
In de Materializer zijn alle benodigde componentgegevens samengevoegd in 1 uniform bestand.
Omdat deze online staat, is altijd en vanaf iedere locatie de juiste projectinformatie beschikbaar.
Invullen van de componentinformatie:
De basis van elke installatie is altijd het hydraulisch schema of P&ID. Deze moet na opstart van het project snel en zo compleet mogelijk opgezet worden.
Alle
voorkomende componenten (appendages en apparatuur) op het P&ID worden
gecodeerd met een tagnummer. Daarmee is het uniek en herkenbaar.
Het tagnummer is opgebouwd uit 6 delen:
1. Installatiecode;
2. Bouwdeel;
3. Verdieping;
4. Ruimtenummer;
5. Verkorte
omschrijving van het component;
6. Volgnummer.
De installatiecode is bijv. het Stabu, SATO of NL-SfB nummer. Eventueel kan ook de code van de opdrachtgever gebruikt worden.
Opmerking:
De delen 1 en 2 kunnen gebruikt worden als activiteitencode, waarmee het
correspondeert met de werkbewaking.
Daarna
vullen we in: het geselecteerde type, fabricaat, afmetingen,
specificatie/verificatie, P&ID/hydraulisch schema, tekeningnummer,
vermogens (zowel W als E), inbedrijfstelgegevens, bestelbonnummer, etc.
De
projectmedewerkers vullen deze, ieder vanuit hun eigen functie, in hetzelfde
bestand in, en de collega’s weten dat zij hun benodigde informatie hier vandaan
kunnen halen.
Aandachtspunten:
•
Gegevens nauwkeurig en zo volledig mogelijk invullen.
•
Wijzigingen z.s.m. verwerken, zodat collega's alleen de actuele gegevens gebruiken.
•
Gebruik geen dubbele tagnummers.
• Met Internet Explorer werken sommige functies niet optimaal. Gebruik daarom bijv. Chrome, Firefox of Safari.